Ten Cate

RKD STUDIES

2.1 Theo van Gogh (1857-1891) en zijn Parijse contacten


Anders dan de meeste van zijn jonge landgenoten, die op basis van een introductie voor kortere of langere tijd in Parijs een opleiding volgde of een carrière probeerden op te bouwen, lijkt Ten Cates vestiging in het najaar van 1883 in de Franse hoofdstad eerder door nood ingegeven. Door te vluchten voor de hem bedreigende situatie in Brussel kon hij, ver weg van de ervaren ellende, een nieuw bestaan opbouwen. Dit betekende ook dat hij geen directe toegang meer had tot zijn Brusselse netwerk, dat hij vanaf begin 1880 als startend kunstenaar had weten te smeden.
Het is niet bekend bij wie Ten Cate als eerste in Parijs te rade ging, maar er is een gerede kans dat hij dat bij Theo van Gogh deed, sinds januari 1881 gérant van het filiaal 19 boulevard Montmartre van de gezaghebbende kunsthandel Boussod, Valadon & Cie (tot 1884 Goupil) [1].1 Ten Cates schildervriend Anthon van Rappard (1858-1892) had hem hoogstwaarschijnlijk een introductie verzorgd [2]. Van Rappard had in 1879-1880 een half jaar gewerkt in het atelier van de bekende schilder Jean-Léon Gérôme (1824-1904) en tijdens zijn Parijse verblijf de jonge kunsthandelaar ontmoet, die aan Van Rappard een ‘goede vriend’ zou hebben gehad.2 In oktober 1880 introduceerde Theo zijn broer Vincent van Gogh (1853-1890), die op dat moment de eerste schreden op het kunstenaarspad aan het zetten was, op zijn beurt aan Van Rappard.3 Deze werkten in de daaropvolgende jaren meermalen samen en onderhielden een uitgebreide correspondentie. Mogelijk benaderde Theo van Gogh voor Ten Cate zijn Parijse contacten – binnen en buiten Boussod, Valadon – om de zojuist aangekomen kunstenaar te ondersteunen. Zo leverde Ten Cate al in december 1883 werken in voor de Exposition internationale de Nice; hij behaalde er zelfs een zilveren medaille.4
In het woon- en ateliergebouw aan de Avenue de Villiers 147 waar Ten Cate zich begin 1884 liet inschrijven, woonden en werkten verschillende kunstenaars uit de stal van Boussod, Valadon (en voormalige leerlingen van Gérôme). Ten Cate trof er de Fransen Pascal Dagnan-Bouveret (1852-1929) en Gustave Courtois (1852-1923), de Duitser Carl von Stetten (1857-1942) en de Fin Albert Edelfelt (1854-1905), allen generatiegenoten aan wie hij zich kon optrekken, aangezien zij al zichtbaar waren in de Parijse kunstwereld en, bijvoorbeeld, al meerdere keren op de Parijse Salon hadden geëxposeerd en hun werk door Boussod, Valadon gedistribueerd wisten. Van Theo van Gogh is bekend dat hij zich aan het begin van de jaren 1880 als gérant inzette voor – veelal – niet-Franse kunstenaars aan het begin van hun carrière. Het filiaal aan de boulevard Montmartre fungeerde als een proeflokaal, waar (nog) niet- gearriveerde kunstenaars een (eerste) podium kregen, alvorens bij gebleken succes over te kunnen stappen naar het gedistingeerde hoofdfiliaal aan de Place de l’Opéra. Zo promootte hij in de vroege jaren 1880 het werk van de Italiaanse genreschilder Vittorio Corcos (1859-1933) en van de Deense Hans Heyerdahl (1857-1903), volgens Theo van Gogh een kunstenaar wiens kunst slechts door weinigen op waarde werd geschat.5
Er zijn geen aanwijzingen dat Ten Cate ooit een contract bij Boussod, Valadon tekende. Wel lijkt Theo van Gogh zich te hebben ingespannen om diens werk onder meer op de jaarlijkse Salon tentoon te stellen. Ten Cate was hier in ieder geval in drie opeenvolgende jaren vertegenwoordigd: in 1884 met Vue du Tréport -- marrée basse, in 1885 met l'Escaut, à Anvers, en in 1886 met de pastel Vue de Londres, ‘merveillieux (..) à rendre jaloux’, aldus criticus François Bournand [3-4].6 Met deze in de winter van 1885-1886 vervaardigde pastel presenteerde Ten Cate zich voor de eerste keer aan het publiek als ‘pastelliste’, het medium waarin hij zou blijven werken en waarmee hij zijn grootste bekendheid verkreeg.
De vraag is waarom hij, na zijn vestiging in Parijs, de aandacht naar het vervaardigen van pastels verlegde. De expressieve mogelijkheden in kleur en vorm en de mogelijkheid snel te kunnen werken moeten hem als landschaps- en stadsgezichten, die de veranderende weersomstandigheden wilde vangen, hebben aangetrokken. Daarbij kunnen met pastel iriserende kleuren worden weergegeven en tekenen en schilderen gecombineerd. Op het moment dat Ten Cate zijn Vue de Londres op de Salon toonde, was op de achtste tentoonstelling van de impressionisten (15 mei-15 juni 1886) een suite ‘de nude de femmes’ van Edgar Degas (1834-1917) te zien, waarmee deze het schilderijen met pastel innoveerde en zijn kunstenaarschap een nieuwe richting gaf.7 Het waren juist deze pastels van Degas die Vincent van Gogh, inmiddels bij zijn broer Theo in Parijs op Montmartre woonachtig, in een brief aan schildersvriend Horace Mann Livens (1862-1936) van september-oktober 1886 in bewondering aanhaalde. Naast een kunstzinnige keuze om zich in pastel te gaan manifesteren, stimuleerde wellicht ook Theo van Gogh Ten Cate in deze richting, en dan eerder vanuit het oogpunt om als modern kunstenaar van licht en kleur een plek op de markt te kunnen verkrijgen. Zelf had de handelaar zijn schilderende broer via de toezending van Edmond (1822-1896) en Jules De Goncourts (1830-1870) L’Art du dix-huitième siecle op het op dat moment voor Vincent onbekende ‘procedé’ van de pastel opmerkzaam gemaakt.8 In de loop van 1886 kwam Theo van Gogh ook in direct contact met Degas van wie hij bijvoorbeeld in oktober 1886, aldus Vincent, een ‘tres beau’ werk in het filiaal aan de boulevard Montmartre exposeerde en in 1888 een tentoonstelling met naakten (pastels) en enkele sculpturen; tot oktober 1890 verhandelde Theo van Gogh minimaal 26 werken van de Franse meester, waaronder meerdere pastels. 9 In november 1886 lanceerde hij in zijn filiaal Ten Cate als modern ‘pastelliste’. De kunstenaar exposeerde er een verzameling pastels, ‘stads-en landgedichten uit allerlei landen, de beste—de jongste uit Finistère.’ Een criticus van het Algemeen Handelsblad wees daarbij op de bijzondere aanleg die Ten Cate voor pastel zou hebben en zijn gebruik van ‘ontzaglijk veel kleur en leven’, van ‘diepe kleur’ en ook ‘zonniger tafereelen’.10 Hoewel het werk de aandacht van Van Gogh had, leidde die waarschijnlijk niet tot voortzetting van een wederzijds profijtelijke handelsrelatie.

1
Ernest Ladrey
Portret van Theo van Gogh (1871-1891), 1882
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv./cat.nr. b4781V/1962


2
Anoniem Netherlands ca. 1880-1885
Portret van Anthon van Rappard (1858-1892), ca. 1880-1885
Amsterdam, Van Gogh Museum


3
Siebe Johannes ten Cate
Le Tréport, 1884 gedateerd


4
Siebe Johannes ten Cate
Vue de Londres, 1885 gedateerd
Private collection


Notes

1 Oom Vincent van Gogh (1820-1888) was medeaandeelhouder van Goupil dat meerdere kunstenaars van de Haagse School onder contract had. Zie voor Theo van Gogh onder meer Amsterdam 1999.

2 Brief van Anna Cornelia van Gogh-Carbentus aan Theo van Gogh, 5 juli 1880, Van Gogh Museum, Amsterdam, inv.nr. b2495.

3 Vincent van Gogh, Letter 160. To Theo van Gogh. Brussels, Monday, 1 November 1880, https://vangoghletters.org/vg/letters/let160/letter.html (geraadpleegd op 9 juli 2024).

4 Nice 1883-1884.

5 Vincent van Gogh, Letter 164. To Theo van Gogh. Brussels, Saturday, 2 April 1881, https://vangoghletters.org/vg/letters/let164/letter.html (geraadpleegd op op 9 juli 2024).

6 Bournand 1886, p. 167.

7 London/Chicago 1996-1997, pp. 91-92.

8 ’Het pastel is een procedé dat ik wel wou kennen, ik zal het later wel eens doen ook, als men een kop schilderen kan moet men in een paar uur ’t kunnen leeren.’ Vincent van Gogh, Letter 539. To Theo van Gogh. Nuenen, on or about Saturday, 7 November 1885, https://vangoghletters.org/vg/letters/let539/letter.html (geraadpleegd op op 9 juli 2024).

9 Vincent van Gogh, Letter 570. To Charles Angrand. Paris, Monday, 25 October 1886, https://vangoghletters.org/vg/letters/let570/letter.html (geraadpleegd op 9 juli 2024). Voor Theo van Gogh en Degas: Thomson 1999, pp. 61-148.

10 Anoniem 1886b.