Ten Cate

RKD STUDIES

2. Tussen wal en schip. De promotie en distributie van het werk van Siebe ten Cate, 1883-1909

Chris Stolwijk


Toen Siebe ten Cate rond november 1900 voor de in Den Haag gevestigde kunsthandel Maison Artz een voorbedrukt enquêteformulier invulde ten behoeve van een uitgave over eigentijdse, Nederlandse kunstenaars, presenteerde de in Parijs woonachtige kunstenaar zich als een schilder van landschappen en zee- en stadgezichten met ‘Hollandsche en Fransche motieven voornamelijk marktgezichten.’1 Tevens gaf hij aan dat hij op dat moment zijn Vue d’ensemble van Parijs tot zijn belangrijkste werken rekende [1]. Deze imposante pasteltekening, die in het voorjaar van 1899 door Musée Carnavalet was aangekocht, werd met enthousiasme in Nederlandse dagbladen onthaald. De verkoop betekende een ‘onderscheiding’, een ‘bijzondere waardering van Ten Cates kunst’, aangezien dit museum, naast objecten van historische en/of lokale betekenis, alleen werken opnam ‘die zich door artistieke waarde onderscheiden en tegelijk op Par ijs betrekking hebben’.2
Onbedoeld benoemde Ten Cate in de enquête verschillende elementen, die de waardering voor zijn werk bij pers en publiek, tijdens en na zijn leven, vorm zouden geven. Als Hollander werkzaam in Parijs aan ‘Hollandsche en Fransche motieven’ gedurende wat als een ‘battle of nations’ wordt omschreven, viel Ten Cate min of meer tussen wal en schip, dat wil zeggen dat hij noch tot de ‘Modern Dutch School’, noch tot de ‘Modern French School’ werd gerekend.3 Zo kon het gebeuren dat de gezaghebbende criticus Grada Marius (1854-1919) in haar necrologie van 21 december 1908 aangaf dat het overlijden van Ten Cate ‘door de Hollandsche schildersbent niet direct als een verlies gevoeld [zou] worden.’ In scherpe tegenstelling tot de eveneens in Frankrijk werkende en in 1891 overleden Johan Barthold Jongkind (1819-1891) was hij, in haar ogen, geen ‘kracht’, geen ‘voorloper’ geweest, die ‘juist door zijne Hollandsche kennis van licht en lichteffecten, den weg met en voor zijn Fransche kameraden hielp bereiden.’ Nee, hij was eerder een meeloper – weliswaar een met enig talent en smaak en ‘intiem Hollandsch’ – die zich Parijs had aangesloten ‘bij de schilders van zijn tijd’, meer specifiek bij ‘de zienswijze van [Jean François] Raffaëlli’, een exponent van wat Marius als de ‘school der luministen’ omschreef die in Holland nauwelijks werd gewaardeerd [2-3]. Ten Cate zou hierdoor ‘al even weinig succes ten onzent beleefd [hebben] als bij zijn leven Jongkind’.4 Ongeveer gelijktijdig herdacht de Chronique des Arts Ten Cate als een ‘Hollandse schilder’, die tot ‘fijnste coloristen’ onder de Hollandse landschapschilders gerekend kon worden, die in Parijs hun werk exposeerden. De Chronique wees specifiek op zijn Parijse stadsgezichten in regen of sneeuw, met zijn eerdergenoemde Vue d’ensemble als een van zijn belangrijkste werken die Ten Cate had nagelaten.5
Ten Cates artistieke reputatie trof het tragische lot dat zovele laat 19de-eeuwse kunstenaars ten deel viel, die hun vaderland verlieten om in kunstmetropool Parijs met de behandeling van vaderlandse en Franse motieven hun artistieke geluk te zoeken. Zij ontvingen tijdens hun leven enige waardering, uitgedrukt in de promotie en distributie van het werk, maar raakten na overlijden snel in de vergetelheid, zowel in Frankrijk als in hun geboorteland. Extra complicerende factoren voor Ten Cates artistieke nachleben was dat er geen invloedrijk Frans netwerk van kunstenaars, kunsthandel, verzamelaars en vrienden klaarstond dat zich na zijn nalatenschapsveiling in 1909 daarvoor op actieve wijze inzette. Tegelijkertijd was de deur naar de Nederlandse kunstwereld na zijn verloren rechtszaak tegen Arti et Amicitiae in 1893 min of meer dichtgeslagen.6 Ook het gegeven dat Ten Cate zich vooral manifesteerde in een nichemarkt, te weten die van de meer fragiele pasteltekening die van oudsher een meer specifiek publiek trekt en zich in aparte promotie- en distributienetwerken beweegt, speelt hierbij een rol. Door nader in te zoomen op de promotie en distributie van Ten Cates werk gedurende de periode dat de kunstenaar in Parijs woonde en werkte, worden hier enkele van bovenstaande mechanismen blootgelegd, die enerzijds bijdroegen aan de stijgende waardering voor zijn werk en anderzijds juist een kiem legden voor de teloorgang daarvan.

1
Siebe Johannes ten Cate
Vue générale de Paris, prise du Boulevard de Clichy, no. 27, 1891 gedateerd
Parijs, Musée Carnavalet, inv./cat.nr. D.4349


2
Johan Barthold Jongkind
Afbraak van de Rue des Francs-Bourgeois Saint-Marcel, te Parijs, 1868 gedateerd
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. 7-1952


3
Jean François Raffaëlli
Herfst in Parijs


Notes

1 Gemeentearchief Den Haag, Bijzondere Collectie, Schildersbrieven Collectie Artz-De Waard, NL-HaHGA_8002-01_31.

2 Anoniem 1899d, p. 2; Anoniem 1899b, p. 2.

3 Gemeentearchief Den Haag, Bijzondere Collectie, Schildersbrieven Collectie Artz-De Waard, NL-HaHGA_8002-01_31.

4 Marius 1908, p. 10.

5 Anoniem 1908c.

6 Zie voor deze rechtszaak het essay van Rachelle van den Broek in deze RKD Study.