Ten Cate

RKD STUDIES

1.13 Ten Cate en de Parijse kunsthandel


Ten Cates laatste tentoonstelling bij Durand-Ruel in 1895 leverde lovende kritieken op, bijvoorbeeld van de Franse kunstcriticus Camille Mauclair (1872-1945), die in Mercure de France schreef: 'Quelles jolies choses cet artiste sait voir et rendre, avec un métier sûr et amusant, une franchise qui plaît, un manque de prétention qui contente!'1 Uit een briefwisseling die hoogstwaarschijnlijk hierop volgde blijkt dat Mauclair graag eens een uitgebreide studie over de kunstenaar zou schrijven en wilde komen kennismaken als hij bij zijn vriend Jules Adler (1865-1952) op bezoek zou gaan, al gaf hij wel aan erg druk te zijn waardoor de twee elkaar uiteindelijk nooit hebben ontmoet.2
Ondanks de positieve ontvangst van de tentoonstelling waren de werken van Ten Cate in Parijs moeilijk te verkopen. Durand-Ruel gaf aan dat met name de schilderijen van Nederlandse taferelen niet erg in trek waren bij Parijse verzamelaars. Ten Cate besloot daarom in 1897 een aantal werken naar Galerie Eduard Schulte in Berlijn te sturen.3 De brief waarin Ten Cate dit aankondigde, is een mooi voorbeeld van de wijze waarop de kunstenaar voornamelijk vanaf de jaren 1890 met verschillende Parijse en buitenlandse handelaren contact zocht om zijn werk te verkopen.4 Zo stuurde hij vanaf omstreeks 1897 Nederlandse landschappen voornamelijk naar de kunsthandelaren Arnold & Tripp, vroegere medewerkers van Goupil, die juist bij Ten Cate om dit soort werken vroegen en regelmatig naar Groot-Brittannië afreisden om ze te verkopen.5 Ook had Ten Cate contact met de in New York gevestigde kunsthandel M. Knoedler & Co, ooit verbonden aan Goupil.6 Naast de buitenlandse markt bouwde Ten Cate in Parijs zelf een distributienetwerk op. In 1896 en 1897 exposeerde hij werk op de twaalfde en vijftiende Exposition des Peintres Impressionnistes et Symbolistes bij de galerie Le Barc de Bouteville. In mei 1898 organiseerde Georges Petit (1856-1920), een van Durand-Ruels concurrenten, een veiling, waarbij maar liefst 74 werken van Ten Cate (18 schilderijen, 46 pastels, 9 gouaches en 1 aquarel) onder de hamer gingen.7 'De dampige nevels en de fijne regen- en sneeuweffecten' brachten slechts 1.708 francs op.8
Hoewel Ten Cate kort na deze veiling op uitnodiging van zijn vriend, de Zwitserse kunstverzamelaar en correspondent van de Zuricher Post Otto Ackermann (1871-1963) een zomer in Zwitserland verbleef, leek Ten Cate steeds spaarzamer met zijn geld om te moeten gaan.9 Zo schreef hij in augustus 1899 aan Arnold & Trip dat ze nog even geduld moesten hebben totdat hij de 250 geleende francs kon terugbetalen.10 Ten Cate wachtte namelijk zelf nog op een bedrag dat hij zou ontvangen voor een werk dat verkocht was op de door Ackermann georganiseerde tentoonstelling bij het Künstlerhaus te Zürich in het voorjaar 1899.11
Wellicht dat zijn geldgebrek ertoe leidde dat Ten Cate vanaf 1900 ook nog andere Parijse kunsthandels benaderde. In 1900, 1901 en 1903 werd zijn werk geëxposeerd bij Bernheim-Jeune & Fils en vanaf 1901 nam Ambroise Vollard (1866-1939) in grote hoeveelheden werk van de kunstenaar af.12 Deze laatste noteerde op 3 juni 1901 het volgende in zijn notitieboek: '44 études de Ten Cate et 16 dessins, trois mille cinq cent francs. Il reste à livrer dix-huit études'.13 De vruchtbare samenwerking met Vollard zal ongetwijfeld tot meer regelmatige inkomsten en minder geldzorgen hebben geleid. De notities van Vollard tonen ook aan dat Spiehlmann vanaf 1904 als een soort agent van Ten Cate fungeerde, hij wordt namelijk een aantal keer door Vollard genoemd als er een betaling had plaatsgevonden.14
Verschillende verzamelaars brachten een collectie bijeen met het werk van Ten Cate en ook musea begonnen werk van de kunstenaar te verwerven, zoals het Musée Carnavalet. Het museum, dat zich toespitst op de geschiedenis van Parijs, had in 1900 al een groot aantal pasteltekeningen van Ten Cate aangekocht.15 In 1902 verwierf het museum het eerdergenoemde Le chevet de Notre-Dame en Le Pont-Neuf en schonk de kunstenaar ook nog Canal Saint-Martin; minuit [1-2].16 Tussen 1906 en 1908 kocht Georges Cain (1856-1919) voor het museum direct van Ten Cate nog een aantal schilderijen, waaronder het vroege werk Les ruines des Tuileries et la place du Carrousel [3].17

1
Siebe Johannes ten Cate
Le chevet de Notre-Dame, vu du Pont de la Tournelle, effet de neige, 1902 gedateerd
Parijs, Musée Carnavalet, inv./cat.nr. P322


2
Siebe Johannes ten Cate
Le Pont Neuf, vu du quai de la Mégisserie, 1902 gedateerd
Parijs, Musée Carnavalet, inv./cat.nr. P323


3
Siebe Johannes ten Cate
Les ruines des Tuileries et la place du Carroussel, 1883 gedateerd
Parijs, Musée Carnavalet, inv./cat.nr. P594


Notes

1 “Wat een mooie dingen weet deze kunstenaar te zien en weer te geven, met een zeker en amusant vakmanschap, een plezierige openhartigheid en een gebrek aan pretentie dat tevreden stelt”, zie Mauclair 1896, p. 129.

2 Uiteindelijk zou Mauclair pas na de dood van Ten Cate een wat langer stuk schrijven over de kunstenaar voor de catalogus van een retrospectief bij Galerie d’Art Henri Manuel in 1912. Zie Parijs 1912 en Brief van Camille Mauclair aan Siebe Johannes ten Cate, ongedateerd (circa 1896), Archief Siebe Johannes ten Cate, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0976.

3 Brief van Siebe Johannes ten Cate aan Arnold & Tripp, ongedateerd (circa 1897), Getty Research Intsitute, Los Angeles, archiefnr. 2006.M.65.

4 Zie voor Ten Cate en de kunsthandel het essay van Chris Stolwijk in deze RKD Study.

5 Brief van Siebe Johannes ten Cate aan Arnold & Tripp, 29 juni 1898, Getty Research Intsitute, Los Angeles, archiefnr. 2006.M.65 en brief van Siebe Johannes ten Cate aan Arnold & Tripp, 6 mei 1899, Fondation Custodia, Parijs, inv.nr. 1982-A.76.

6 Brief van Siebe Johannes ten Cate aan Arnold & Tripp, 17 augustus 1899, Fondation Custodia, Parijs, inv.nr. 1982-A.79.

7 Sanchez 2012 en Petit 1898.

8 Anoniem 1898 en geannoteerde versie van Petit 1898.

9 Bulée 1898b, p. 482.

10 Brief van Siebe Johannes ten Cate aan Arnold & Tripp, 9 augustus 1899, Fondation Custodia, Parijs, inv.nr. 1982-A.78.

11 Brief van Siebe Johannes ten Cate aan Arnold & Tripp, 9 augustus 1899, Fondation Custodia, Parijs, inv.nr. 1982-A.78. Volgens een geannoteerd exemplaar van de catalogus van deze tentoonstelling zou het gaan om het werk Blick auf den Bürgenstock, één van de vele werken die Ten Cate had gemaakt gedurende zijn zomerverblijf in Zwitserland, zie Zürich 1899.

12 Zie hiervoor met dank aan archivaris Marie-Josèphe Lesieur: Fonds Vollard, Musée d’Orsay, Parijs, Oeuvres/comptabilité, Registre des entrées et sorties de juin 1904 à décembre 1907, cote MS 421 (4,5), folios 39, 70, 80, 88, 93 en 97, Comptabilité, Registre des recettes et paiements au jour le jour du 14 avril 1900 au 1er août 1902, cote MS 421 (4,9), folios 84, 85, 86, 87, 91, 93, 105 en 108, Comptabilité, Registre non numéroté écrit à moitié de janvier 1904 à décembre 1904, cote MS 421 (4,10), folios 6, 23, 34 en 44 en Agendas, Agenda 1907, cote MS 421 (5,2), folio 205. Overigens heeft deze samenwerking ertoe geleid dat na het overlijden van Ambroise Vollard in 1939 zijn jongere broer Lucien Vollard in 1947 een groot aantal werken van Ten Cate schonk aan het Musée Léon-Dierx in Saint-Denis op het eiland La Réunion, de geboorteplaats van de Vollards.

13 “44 studies van Ten Cate en 16 tekeningen, drieduizendvijfhonderd francs. Er moeten nog achttien studies worden opgeleverd”. Fonds Vollard, Musée d’Orsay, Parijs, Comptabilité, Registre des recettes et paiements au jour le jour du 14 avril 1900 au 1er août 1902, cote MS 421 (4,9), folio 87.

14 Fonds Vollard, Musée d’Orsay, Parijs, Comptabilité, Registre non numéroté écrit à moitié de janvier 1904 à décembre 1904, cote MS 421 (4,10), folios 34 en 44.

15 Montgolfier 1982, pp. 16-22.

16 Bruson/Leribault 1999, pp. 394-395 en Brief van Georges Cain (1856-1919) aan Siebe Johannes ten Cate op 30 juni 1902, Archief Siebe Johannes ten Cate, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0976.

17 Brief Siebe Johannes ten Cate aan Georges Cain op 9 mei 1906, Archief Siebe Johannes ten Cate, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0976.