Ten Cate

RKD STUDIES

1.18 Overlijden en vergetelheid


Het ging Ten Cate voor de wind totdat op 9 december 1908, op vijftigjarige leeftijd, het noodlot toesloeg. In zijn geboorteplaats Sneek deden over zijn plotselinge dood verschillende verhalen de ronde.1 Ten Cate was echter getroffen door een hersenbloeding en vrijwel direct overleden.2 Dit gebeurde op de rue Réamur in de wijk Arts et Métiers, waarna de politie van die wijk hem naar het Hôtel-Dieu bracht. Hier werd het overlijden vastgesteld en vervolgens werd zijn lichaam naar het mortuarium vlak bij de Notre-Dame aan de quai de l’Archevêché gebracht.3 In een uittreksel van het mortuarium is te lezen dat Ten Cate in redelijk berooide staat op straat was gevonden, met onder meer een lege portemonnee.4 Volgens krantenartikelen had Ten Cate geen papieren op zak en kon zijn identiteit niet worden vastgesteld.5 Zijn vriend en agent Henri Spiehlmann arriveerde na dagen ongerust zoeken net op tijd in het mortuarium, anders was het lichaam naar een amfitheater gebracht waar het als studieonderwerp ontleed zou worden.6 De Britse krant The Standard kopte: 'Sad end of a genius. Carried unknown to the morgue'.7 Het uittreksel van het mortuarium en de krantenartikelen wekken de indruk dat Ten Cate zonder enige faam in grote armoede zou zijn gestorven, zoals in zijn familie werd doorverteld: hij zou compleet uitgehongerd dood in de sneeuw zijn gevonden.8 Vanwege de successen die hij de jaren voor zijn dood kende, moet deze bewering echter worden tegengesproken. Spiehlmann verstuurde de rouwkaarten en schreef verschillende contacten van Ten Cate aan om ze te informeren over zijn plotselinge overlijden.9 De uitvaart en crematie vonden plaats op maandag 14 december, waarna de urn werd bijgezet in een columbarium van het Cimetière du Père-Lachaise [1].10
Na het overlijden van Ten Cate werden verschillende retrospectieve tentoonstellingen georganiseerd. Raoul du Gardier (1871-1952), Géo-Weiss (1861-1929), stichters van de Salon d’Automne en het lid Pierre Laprade (1875-1931), deden dat in 1909 als eersten.11 Dat was in lijn met hun activiteiten, want vanaf 1905 waren retrospectieve tentoonstellingen van vooraanstaande overleden kunstenaars, waaronder Edouard Manet (1832-1883), Paul Cézanne (1839-1906) en Berthe Morisot (1841-1895), een vast onderdeel van de Salon d’Automne.12 Ook Ten Cate viel deze eer ten deel. De tentoonstelling in 1909 bestond uit vijftien schilderijen, dertig pasteltekeningen en zes gouaches, die een beeldverslag vormden van Ten Cates vele reizen.13 Over het algemeen werd de tentoonstelling goed ontvangen, maar voor het eerst klonk er ook scherpe kritiek. Zo noemde kunstcriticus Léon de Saint-Valéry (1872-1960) de kunst van Ten Cate als ‘ziekelijk’, ‘zwak’, ‘stotterend’ en ‘gevoelloos’.14 Anderen bestempelden hem als kunstenaar die puur voor de markt had gewerkt.15
Dergelijke negatieve reacties weerhielden de bewonderaars van Ten Cate niet van het organiseren van een volgend retrospectief, in maart 1910 in de Galerie des Artistes Modernes aan de rue de Caumartin 19 [2].16 Deze galerie was in 1894 gesticht en in 1897 overgenomen door de kunsthandelaren Jules Chaîne en Félix Simonson.17 In 1898 kwamen zij als experts van een veiling bij Hôtel Drouot voor het eerst in aanraking met het werk van Ten Cate.18 Voor de tentoonstelling en veiling in hun galerie in 1910 hadden ze maar liefst 94 werken van Ten Cate verzameld, waarvan het overgrote deel (75) bestond uit aquarellen, pasteltekeningen en gouaches [3]. Ook werd er een beschilderd palet van de kunstenaar getoond en geveild. Voorafgaand aan de tentoonstelling hadden zij contact gezocht met Arsène Alexandre, die hen eind december 1909 had laten weten in te stemmen met hun plan voor een tentoonstelling.19 Ook bood hij zijn hulp aan, wat ertoe leidde dat hij het voorwoord voor de catalogus schreef. Hij eerde daarin Ten Cate als een kunstenaar van de stad: 'Au moment où se prépare cette nouvelle exposition de Ten Cate […] je revois, comme s’il venait de surgir du tournant de la rue, ce bon grand Hollandais candide et fervent. […] Peu à peu, il assouplit, par d’incessant déplacements, par des études multiples autant que fructueuses dans tous les quartiers de Paris, sa manière d’abord un peu gravée. Ce que Ten Cate a travaillé dans nos rues, sinistrement désertes, ou pleines d’un fourmillement tourbillonnant, est chose surprenante ! […] C’est dans une rue parisienne qu’il mourut subitement, en 1908, et c’est bien étonnant qu’il n’y soit pas mort le crayon ou le pinceau à la main.'20
In juni 1912 was bij Galerie d’Art Henri Manuel aan de rue du Faubourg Montmartre 27 de laatste Parijse overzichtstentoonstelling van Ten Cate. Het voorwoord werd ditmaal verzorgd door Camille Mauclair, de criticus die de kunstenaar uiteindelijk nooit had ontmoet. Voor zijn voorwoord baseerde hij zich derhalve op hetgeen anderen aan hem over Ten Cate hadden verteld.21 Bijzonder aan deze tentoonstelling was dat galeriehouder Henri Manuel (1874-1947) voor de gelegenheid het atelier van de kunstenaar had gereconstrueerd. Het was daarmee een opmaat voor de nalatenschapsveiling van Ten Cate die in december van dat jaar zou plaatsvinden.
Van vrijdag 20 tot en met zondag 21 december 1912 kwamen bij Hôtel Drouot 42 schilderijen, 142 pastels, zeven aquarellen, vier gouaches, twee potloodtekeningen, twee houtskooltekeningen en 40 schetsen, daterend van 1879 tot 1908, onder de hamer.22 Verder werden werken van Ten Cates tijdgenoten geveild die hij zelf door de jaren heen had verzameld, zoals van Jules Adler, Kees van Dongen, Maxime Maufra en Claude-Émile Schuffenecker (1851-1934). Ook bezat hij werk van een oudere generatie kunstenaars door wie hij zich had laten inspireren, waaronder Johan Barthold Jongkind en Eugène Boudin (1824-1898).23 Tot slot werd de rest van zijn inboedel geveild, zoals schildersezels, meubilair, vazen, sculpturen, boeken en de altviool uit het ouderlijk huis. De kranten schreven over het goede resultaat van de veiling met een totale opbrengst van zo’n 30.000 francs.24
Ondanks zijn succes in de laatste twee decennia van zijn leven, raakte Ten Cate in de loop der jaren in de vergetelheid. Wel verscheen er tot aan de jaren 1950 jaarlijks werk van Ten Cate op veilingen. Daarna werd zijn werk ook nog steeds geveild, maar minder frequent. Precies 100 jaar na de laatste overzichtstentoonstelling, organiseerde het Fries Scheepvaartsmuseum te Sneek in 2012 een retrospectief met de titel ‘Siebe Johannes ten Cate – Een Sneker impressionist’.25 Daarnaast is Ten Cate de afgelopen jaren regelmatig met landschappen of straattaferelen op buitenlandse tentoonstellingen vertegenwoordigd, al deelt hij in dat geval de aandacht met een groot aantal andere kunstenaars.26 Desalniettemin werd in 2021 bij het veilinghuis Ader een strandgezicht van Ten Cate voor een recordbedrag van meer dan 40.000 euro geveild en lijkt er voorzichtig wat meer erkenning te komen voor het werk van deze vergeten kunstenaar.

#

1
Rouwkaart van Siebe ten Cate, 9 december 1908, archief S.J. ten Cate, collectie RKD, Den Haag, inv.nr. 0976.2


#

2
C.J.A. Lansiaux, 19 rue Caumartin. Enseigne de la galerie des artistes modernes, 9ème arrondissement, Paris, collectie Musée Carnavalet, inv.nr. PH25010


#

3
Catalogus van de tentoonstelling van schilderijen en pastels afkomstig uit het atelier van Siebe ten Cate, Gallerie des Artistes Modernes, Paris 14-26 maart 1910



Notes

1 Volgens naaste familieleden had hij ruzie met ‘één van zijn confraters in de kunst’ en zou daarbij door een pistoolschot om het leven zijn gekomen, zie Halbertsma 1972.

2 Brief Jean Daubigny aan C.L. ten Cate, 27 september 1984, opgenomen in Ten Cate 1985.

3 Archives de Paris, Acte d’état civil de Paris, Overlijdensregister van het 11e arrondissement te Parijs van 1908, aktenr. 4294, p. 10.

4 Verder had hij ook nog een metalen luciferdoosje, een doosje rijstpoeder, een bril, sleutelbos, lege sigarettenhouder, handschoenen, paraplu en drie witte zakdoeken bij zich, zie Ten Cate 1985, Extrait du Registre de la Morgue de Paris.

5 Anoniem 1908a.

6 Ibid.

7 Anoniem 1908b.

8 Ten Cate 1985.

9 Brief van Henri Spiehlmann aan Maurice Guillemot, 12 december 1908, Archief Siebe Johannes ten Cate, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0976 en Rouwkaart Siebe Johannes ten Cate, Archief Philippe Zilcken, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0203.

10 Archives de Paris, Registre d’inhumations Cimitière du Père-Lachaise 1905-1908, nr. 144, p. 509.

11 Parijs 1905.

12 Er werden ook dergelijke tentoonstellingen georganiseerd voor Jean-Auguste-Dominique Ingres (1780-1876). In 1905 voor Paul Gauguin (1848-1903), Eugène Carrière (1849-1906) en Gustave Courbet (1819-1877), in 1906 en in 1907.

13 Parijs 1909, pp. 228-229. 

14 De Saint-Valéry 1909. 

15 Anoniem 1909b en Zavié 1909, nr. 56, p. 279.

16 Parijs 1910.

17 Institut national d’histoire de l’art, als aanvullende opmerking bij de informatie van een veilingcatalogus geplaatst, https://bibliotheque-numerique.inha.fr/collection/item/25743-catalogue-des-tableaux-modernes-vente-du-6-mai-1916?offset=1 (geraadpleegd op 11 februari 2024).

18 Veiling F.R. 1898, pp. 13-15.

19 'Je suis tout à fait d’avis, en effet, que vous fassiez cette exposition. A cette occasion comme toujours je serai à votre disposition, heureux d’être utile à la mémoire de notre ami', brief van Arsène Alexandre aan de Galerie des artistes modernes, 6 december 1909, Archief Siebe Johannes ten Cate, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0976.

20 'Terwijl deze nieuwe tentoonstelling van Ten Cate wordt voorbereid, zie ik hem weer alsof hij zojuist om de hoek van de straat is verschenen, deze goede, openhartige en fervente Nederlander. […] Geleidelijk aan, door onophoudelijk te reizen en door zijn vele profijtelijke studies in alle wijken van Parijs, verzachtte hij zijn aanvankelijk wat gegraveerde stijl. Wat Ten Cate heeft bewerkstelligd in onze straten, griezelig verlaten of vol kolkende onrust, is verbazingwekkend! […] Het was in een Parijse straat dat hij plotseling stierf, in 1908, en het is nogal verrassend dat hij daar niet stief met een potlood of penseel in zijn hand.' zie het voorwoord in Parijs 1910.

21 Parijs 1912.

22 Veiling S. ten Cate 1912.

23 Ten Cate had ook werk verzameld van Léon Giran-Max (1867-1927), Henry de Groux (1866-1930), Albert Sorkau, Tancrède Synave (1860-1939) en George Warton Edwards (1859-1950).

24 Anoniem 1912.

25 Tupker 2012.

26 Zoals in Inspirations de bords de Seine. Maximilien Luce et les peintres de son époque in Musée de l’Hôtel-Dieu, Mantes-la-Jolie (2004); Die Eroberung der Strasse. Von Monet bis Grosz in Schirn Kunsthalle Frankfurt (2006); Nuits électriques (2020) en Marquet en Normandie in Musée d’art moderne André Malraux, Le Havre (2023).