Ten Cate

RKD STUDIES

1.6 Op de vlucht


Eind 1880 verhuisde Ten Cate vanuit Brussel naar de naburige gemeente Sint-Joost-ten-Node, waar hij, net als onder anderen Van Rappard en de gebroeders David (1842-1902) en Pieter Oyens (1842-1894), een atelier had aan de Dwarsstraat [1-2].1 Hij lijkt nu als begin twintiger doelbewuster een eigen weg te gaan bewandelen, ongeacht de ingrijpende gebeurtenissen aan het thuisfront. In oktober 1880 overleed zijn oudste broer Steven door een noodlottig scheepvaartongeluk en in december werd de leerlooierij en de bijbehorende grond van de familie te koop aangeboden. Zijn banden met zijn geboortestad en familie werden hierdoor steeds losser.2
Toen Ten Cate op 27 februari 1881 meerderjarig was geworden en te veel had gedronken, werd hij op de Kruidtuinlaan door een vreemde aangesproken en naar de Groendreef gelokt.3 Hoewel Van Rappard en Ten Cate daar regelmatig gingen wandelen om ‘de zon te zien’, zoals Van Rappard beweerde, bleek deze weg langs het kanaal dat naar Laken voert een beruchte plek te zijn, waar mannen samenkwamen.4 Op de Groendreef uitte Ten Cate – waarschijnlijk voor het eerst in het openbaar – zijn homoseksuele geaardheid.5 Hoewel hij zich niet schuldig zou hebben gemaakt aan ‘liefhebberij’ of ‘vuiligheden’, zoals Van Rappard schreef, maakte de vreemdeling die hem had meegelokt misbruik van de situatie door te dreigen om Ten Cate aan te geven bij de politie als hij niet zijn geld, horloge, overjas en zelfs zijn paraplu aan hem zou afgeven.6 Ten Cate gehoorzaamde geschokt, maar werd ook in de daaropvolgende dagen niet met rust gelaten. Na het voorval klopten regelmatig handlangers van de vreemdeling, vermomd als politieagenten of zelfs als plaatsvervanger van de officier van justitie van de koning, bij Ten Cates atelier aan om geld van hem te eisen.7 Toen de afpersing hem bijna 2000 francs had gekost, besloot hij alsnog aangifte te doen. Er volgde een onderzoek en uiteindelijk ook drie arrestaties, maar tot zijn grote schrik werd ook Ten Cate zelf aangeklaagd wegens onzedelijk gedrag.8 De hele situatie en het proces dat tegen hem liep maakte Ten Cate zo gespannen dat hij uiteindelijk besloot Van Rappard hierover in vertrouwen te nemen.
De rechter zou, aldus Van Rappard, tegen Ten Cate hebben gezegd dat het ‘een zaak was die sensatie zou maken.’ Van Rappard probeerde zijn vriend daar waar mogelijk bij te staan en trachtte onder meer op allerlei manieren de publiciteit rondom de zaak in te dammen.9 Van Rappard vroeg meerdere personen om hulp: zijn vader, Ten Cates schoonbroer Jan Mulder die hij al langer kende, de gebroeders Oyens, Willem de Famars Testas (1834-1896) en Johan de Meester. Enkele brieven die Van Rappard over deze kwestie aan De Meester schreef zijn bewaard gebleven en schetsen een goed beeld van Ten Cates uiterst sombere gemoedstoestand in deze periode: 'Al deze dagen heeft hij afleiding gezocht en ik ben veel met hem geweest om die te zoeken, zoo maakten wij van middag een rijtoertje in ’t Bois de la Cambre, dikwijls leek hij nogal vroolijk, doch dan kwam er opeens een somber gezegde over de weinige waarde die hij thans nog aan ’t leven hechtte. […] Van avond echter zeide hij mij: als ’t over veertien dagen bekend wordt, dan schiet ik mij voor den kop. […] Je begrijpt hoe ik van die woorden schrok en dat ik op verschillende wijzen hem ’t verkeerde van zijn plan trachtte duidelijk te maken. In een café schreef hij een brief aan den rechter, ’t geen mij vrezen deed dat hij van avond reeds tot zijne noodlottige daad zou overgaan; daarna gingen wij ter afleiding naar een café chantant en vervolgens naar zijn atelier, waar hij mij zoodanig geruststelde dat ik eenigszins verlicht huiswaarts keerde.' [3]10
Ten Cate somberde tegen Van Rappard: ‘als schilder word ik toch niets’. De door Van Rappard om hulp gevraagde vrienden waren van mening dat Van Rappard meer afstand van Ten Cate moest nemen tot het moment dat duidelijk was wat er precies was gebeurd.11 Van Rappard bleef zijn vriend echter steunen en uiteindelijk lukte het hem om Ten Cate te kalmeren.12 Desalniettemin besloot Ten Cate de uitspraak van de zaak niet af te wachten en naar Parijs af te reizen:
'Den volgenden morgen vertrok hij naar Parijs, nadat hij mij ’s avonds te voren zijn revolver en een fleschje met opgeloste luciferkopjes had gegeven ten bewijze dat hij zijne moorddadige plannen opgegeven had.'13
Na een kort verblijf in de Franse hoofdstad maakte Ten Cate een aantal omzwervingen door Europa. In het najaar van 1881 schreef hij zich uit bij de gemeente Sint-Joost-ten-Node en vertrok hij naar de Noorse plaats Holmerstrand.14 Hij reisde ongeveer één jaar door Scandinavië om vervolgens in 1883 een tijdje in Groot-Brittannië te verblijven.15 Gedurende deze reizen maakte Ten Cate verschillende werken en nam hij deel aan zowel buitenlandse als Nederlandse tentoonstellingen. Vermoedelijk keerde hij eind 1883 terug naar Parijs, waar hij in ieder geval vóór 1 mei 1884 een atelier betrok aan de avenue de Villiers 147.16

1
David Oyens
Broer Pieter in het atelier, ca. 1885
Londen (Engeland), Amsterdam, kunsthandel Gebr. Douwes


2
Pieter Oyens
Portret van David Oyens (1842-1902), 1873 gedateerd
Private collection


#

3
Een van de brieven van Anthon van Rappard aan Johan de Meester, 28 maart 1881, collectie Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12


Notes

1 Volgens de brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo van Gogh van 1 november 1880 woont Van Rappard op dat moment aan de Rue Traversière 64, Van Gogh Museum, Amsterdam, inv.nr. b158 V/1962. Deze was toen sinds enkele maanden terug uit Parijs, zie: noot 33. Vooralsnog is het onduidelijk op welk nummer Ten Cate stond ingeschreven. Op folio 118 van het inwonersarchief van Sint-Joost-ten-Noode is met inkt nummer ‘81’ vermeld – het nummer waar de gebroeders Oyens ook op stonden ingeschreven – maar dit is later doorgehaald met potlood en hierachter is het nummer ‘85’ toegevoegd. Registre de population 59, folio 118, nr. 17, Archives Saint-Josse-ten-Node.

2 Op 23 oktober vertrok de mailboot Prinses Amalia vanuit Amsterdam naar Nederlands Oost-Indië en Steven ten Cate voer samen met tientallen andere Leidse (oud)studenten op een andere boot een stuk met het schip mee om de passagiers uit te zwaaien. In IJmuiden kwam sleepboot de Hercules waarop Steven ten Cate zich op dat moment bevond zo dicht bij de Prinses Amalia dat deze is gaan overhellen en verschillende passagiers overboord raakten. Steven bleek toen tussen de twee schepen bekneld te zijn geraakt en overleed kort daarna aan al zijn kneuzingen. Anoniem 1880c en Anoniem 1880d.

3 Brief van Anthon Van Rappard aan Johan de Meester, 16 april 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

4 Brief van Anthon van Rappard aan Johan de Meester, 3 april 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

5 Brief van Anthon Van Rappard aan Johan de Meester, 16 april 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

6 Anoniem 1881-a; Brief van Anthon van Rappard aan Johan de Meester, 31 maart 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12; Brief van Anthon Van Rappard aan Johan de Meester, 16 april 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

7 Anoniem 1881a.

8 Ibid.

9 Brief van Anthon Van Rappard aan Johan de Meester, 28 maart 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

10 Ibid.

11 Brief van Anthon van Rappard aan Johan de Meester, 31 maart 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

12 Brief van Anthon van Rappard aan Johan de Meester, 3 april 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

13 Brief van Anthon Van Rappard aan Johan de Meester, 16 april 1881, Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-D-2016-12.

14 Registre de population 59 folio, 118, nr. 17, Archives Saint-Josse-ten-Node.

15 Zie voor de reizen van Ten Cate het essay van Jeroen Kapelle in deze RKD Study.

16 Parijs 1884, p. 202.