1.7 Een nieuwe start in Parijs
Ten Cate was één van de vele Nederlandse kunstenaars die in de negentiende eeuw naar Parijs trokken. Wat zijn motief ook geweest moge zijn, hij kwam terecht in een stad met uitstekende kunstopleidingen, een boeiend en uitgebreid tentoonstellingscircuit, een florerende kunsthandel en een inspirerende en internationale gemeenschap van kunstenaars.1
Ten Cates eerste atelier in de Franse hoofdstad bevond zich aan de avenue de Villiers.2 In deze lange laan vlakbij Parc Monceau waren meerdere luxueuze ateliers gevestigd.3 Op nummer 147, aan het eind van deze avenue en nabij de vestingwerken, had Ten Cate zijn atelier in een zogenaamd “maison divisée en ateliers d’artistes”, dat wil zeggen samen met andere kunstenaars.4 Verschillende leerlingen van Jean-Léon Gérôme hadden er op hetzelfde moment een atelier, onder wie Gustave Courtois (1852-1923), Pascal Dagnan-Bouveret (1852-1929), Emile-Auguste Pinchart (1842-1920), de Duitser Carl Ernst von Stetten (1857-1942) en de Fin Albert Edelfelt (1854-1905).5 Met ruimtes die zes meter hoog waren en een gemiddelde vloeroppervlakte van tussen de 25 en 50 vierkante meter, was het een voor die buurt vrij bescheiden ateliergebouw. Ten Cate zou er in ieder geval tot en met zijn laatste deelname aan de Parijse Salon in mei 1887 zijn atelier hebben.6
Nadat hij 1883 in Parijs was gearriveerd, liet hij zich voor verschillende van zijn werken inspireren door de ruïnes van het Palais des Tuileries in het centrum van de stad, een veelgebruikt motief voor tekenaars, schilders en fotografen sinds het eind mei 1871 tijdens de Commune van Parijs door revolutionairen in brand was gestoken [1-3].7 Een vroeg voorbeeld is het indrukwekkende Ruines des Tuileries (1871) van Jean-Louis-Ernest Meissonier (1815-1891), waarop door het puin van de Tuilerieën nog net het topje van de Arc de Triomphe du Carrousel is te zien. De Italiaanse kunstenaar Giuseppe De Nittis (1846-1884) verbeeldde de overblijfselen van het paleis in Place du Carrousel: ruines des Tuileries en 1882 (1882), al is het gebouw hier naar de achtergrond verdwenen [4]. Het is niet bekend of Ten Cate het werk van De Nittis kende, maar de manier waarop hij in Les ruines des Tuileries et la Place du Carrousel (1883) het stenen geraamte van de Tuilerieën als decor voor het straattafereel gebruikt, komt sterk overeen met de manier waarop De Nittis dat deed. Het gebouw gaat schuil achter de triomfboog en de focus ligt voornamelijk op de Parijse passanten en de overvolle omnibus links in beeld. Een regenbui lijkt net voorbij en de plassen op de natte straat zorgen voor schimmige weerspiegelingen, zoals bij de wielen van de omnibus of bij de man met paraplu in het midden van de voorstelling – de enige figuur die stilstaat en ons aankijkt.

1
Siebe Johannes ten Cate
Les Tuileries sous la neige, 1883 gedateerd
Saint-Denis (Réunion), Musée Léon-Dierx, inv./cat.nr. 1947.01.138

2
Siebe Johannes ten Cate
Le Palais des Tuileries après l'incendie de 1871, vu depuis le Jardin du Carrousel, ca. 1883
Parijs, Musée du Louvre, inv./cat.nr. RF 1988 20

3
Siebe Johannes ten Cate
Le Palais des Tuileries après l'incendie de 1871, vu depuis le Grand Bassin du jardin, ca. 1883
Parijs, Musée du Louvre, inv./cat.nr. RF 1988 21

4
G. de Nittis, La Place du Carrousel: Ruines des Tuileries, 1882, olieverf op doek, 45 x 60 cm, collectie Musée du Louvre, inv.nr. RF 372
Notes
1 Zie voor een omschrijving van Parijs in de negentiende eeuw het essay van Mayken Jonkman in deze RKD Study.
2 Parijs 1884, p. 202
3 Tussen 1880 en 1900 vestigde een groot aantal vermogende kunstenaars zich rondom de Plaine Monceau. Onder andere hadden Jean-Louis-Ernes Meissonier (1815-1891), Mihály Munkácsy (1844-1900), Jules Bastien-Lepage (1848-1884) en Sarah Bernhardt (1844-1923) er een atelier Met name de ateliers binnen de driehoek Avenue de Villiers, Avenue de Wagram en Boulevard Malesherbes waren zeer luxueus, zie Milner 1990, pp. 161-163.
4 Ateliers die verder lagen dan de hierboven genoemde Plaine Monceau hadden wat minder allure, zo ook het aterliergebouw op Avenue de Villiers nummer 147 dat volgens het kadaster eigenlijk het adres Rue Descombes 29 zou moeten hebben. De eigenaren van het complex eigenden zich klaarblijkelijk het meest gerenommeerde adres toe, zie Gutman 2001, pp. 59-60.
5 Omdat Van Rappard in 1879-1880 ook in het atelier van Gérôme heeft gewerkt, is het goed mogelijk dat Ten Cate via hem aan de Avenue de Villiers is terechtgekomen. Daarnaast werkten er andere buitenlanders, zoals de Amerikanen Howard Russel Butler (1856-1934) en Charles-Stanley Reinhart (1844-1896) en de Zweed William Féron (1858-1894), zie Parijs 1884.
6 Het is onbekend waar Ten Cate in 1888 zijn atelier hield, maar naar alle waarschijnlijkheid verhuisde hij in de loop van 1888 al naar de Rue de Malte 65, aangezien het werk Rue de Paris [351] in de buurt hiervan is gemaakt, gedateerd is met ‘‘88’ en we aannemen dat Ten Cate voor zijn straattaferelen en landschappen vaak niet ver van huis ging. In de catalogus van de Wereldtentoonstelling in 1889 staat als adres ‘Rue de Malte, 65’ genoteerd.
7 Ook andere gebouwen die men associeerde met de monarchie en het Tweede Keizerrijk, zoals het Hôtel de Ville (stadhuis), de Cour des Comptes (rekenkamer) en het Louvre vlogen in brand. Zie voor dit motief: Bruson 1991, p. 35.