3. In de voetsporen van Siebe ten Cate. Kunstenaarsknooppunten 1880-1910
Mayken Jonkman
In 1885, ruim een jaar nadat Siebe ten Cate (1858-1908) zich definitief in Parijs had gevestigd, schreef Vincent van Gogh (1853-1890) vanaf het Drentse platteland aan zijn broer Theo (1857-1891) zijn overpeinzingen over een eventueel verblijf in de Franse hoofdstad. Hij schrijft dat hij denkt ‘dat het iets is goed zijn Parijs te kennen – dat als gij, er eenmaal zijnde, door en door Parijzenaar wordt – analyseerend, staalachtig, en wat men malin [gewiekst] noemt […] – Er zijn verschillende dingen in de wereld die groot zijn – de zee met de visschers – de voren en de boeren – de mijnen en de charbonniers.– En zoo vind ik ook groot de trottoirs van Parijs en de lui die goed hun Parijs kennen’ [1].1 Van Gogh was ervan overtuigd dat Franse hoofdstad kansen bood om nieuwe ideeën op te doen, maar ook om geld te verdienen.2 Veel andere kunstenaars waren het met hem eens en trokken naar Parijs om daar te wonen en te werken.3 Net gearriveerde kunstenaars deden er goed aan om connecties en vriendschappen op te bouwen met mensen die allen de Parijse kunstwereld goed kenden, zoals kunstenaars, kunsthandelaren, kunstcritici en docenten. De wrijving met anderen – zoals Van Gogh het noemde – leverde nieuwe inzichten op die werden vastgelegd in kunstwerken.4 Bovendien waren connecties een belangrijk onderdeel van een succesvolle carrière.5 Kennismaken met anderen was echter niet altijd even makkelijk. De Haagse kunstenaar Adolphe Artz (1837-1890) die bijna twintig jaar eerder naar Parijs toog, ging in eerste instantie elke avond naar een café in de hoop kennissen op te doen, maar: 'het was een gelukkig toeval wat mij in gezelschap van jonge kunstbroeders voerde […]. Alleen dit is en blijft altijd uiterst moeijlijk want jonge of oude, daarin zijn ze alle gelijk, ze zijn heel aardig joviaal op het oogenblik dat men ze ziet, maar om ze weer te zien krijgen, hangt men bijna altijd weer van het toeval af, een bepaalde plaats van bijeenkomst hebben ze niet en […] dat moet alles zoo maar eens vanzelf komen.'6 Hoewel Artz aanvankelijk weinig succesvol was in het vinden van aansluiting, was zijn idee om naar plekken toe te gaan waar kunstenaars samen kwamen een goed idee, het uitgaansleven bleek echter een onzekere factor. Andere locaties zoals kunstacademies, leerlingenateliers en ateliercomplexen boden Nederlandse kunstenaars vaak wel een ingang tot de Parijse kunstwereld. Deze plekken fungeerden als knooppunten waar veel mensen samenkwamen waardoor connecties relatief makkelijk tot stand kwamen. In dit artikel zal ik ingaan op de rol van dergelijke knooppunten voor kunstenaars in het algemeen en in het bijzonder voor Siebe ten Cate. Voor de al degelijk opgeleide Siebe ten Cate waren de Parijse kunstacademies en leerlingenateliers niet zozeer van belang, maar wel de ateliercomplexen waar hij woonde. Die adressen boden immers onderdak aan meerdere kunstenaars en waren vaak voordelig gesitueerd. Om een idee te krijgen van de functie van Parijs binnen de internationale kunstwereld in het laatste kwart van de negentiende eeuw, zal bovendien een schets worden gegeven van de mogelijkheden die de stad op dat moment bood.

1
Kees van Dongen, Siebe ten Cate Paris, octobre 1897, houtskool en aquarel, 43 x 28,5 cm, particuliere collectie
Notes
1 Vincent van Gogh, Letter 481. To Theo van Gogh. Nuenen, on or about Friday, 30 January 1885, https://vangoghletters.org/vg/letters/let481/letter.html (geraadpleegd op 9 juli 2024).
2 Vincent van Gogh, Letter 552. To Theo van Gogh. Antwerp, between Tuesday, 12 and Saturday, 16 January 1886, https://vangoghletters.org/vg/letters/let552/letter.html (geraadpleegd op 9 juli 2024).
3 Zie onder meer Jonkman 2017-2018, p. 13.
4 Vincent van Gogh, Letter 398. To Theo van Gogh. Nieuw-Amsterdam, on or about Monday, 22 October 1883, https://vangoghletters.org/vg/letters/let398/letter.html (geraadpleegd op 10 juli 2024).
5 Jonkman 2024, p. 15 e.v.
6 Brief Adolphe Artz aan Johannes Kneppelhout, 6 november 1866, geciteerd in Jonkman 2017, p. 26.