Ten Cate

RKD STUDIES

4.16 Reizen in gedachten


Van 1900 tot zijn overlijden in 1908 ging Ten Cate vooral op studiereis naar Nederland, waar hij de voor hem gebruikelijke plaatsen Dordrecht, Rotterdam, Zwolle en Katwijk aan Zee werden bezocht, maar ook Gouda, Oudewater, Maastricht en Den Haag. Antwerpen en Mechelen waren zijn Belgische reisdoelen. Verre reizen bleven uit. Wel is een pastel bewaard gebleven met een gezicht op de Ponte dei Pugnie met op de achtergrond de campanile van Santa Fosca in Venetië, waar hij voor de Biënnale in 1897 en 1907 werken inzond. Het is niet duidelijk of hij de stad aan deed. De Ponte dei Pugnie is een bekende plek in Venetië die door veel kunstenaars is vastgelegd. Het is daarom mogelijk dat Ten Cate zijn compositie in zijn Parijse atelier naar een van de vele voorbeelden heeft getekend. In deze periode maakte hij wel meer pastels naar eerdere schetsen of uit zijn herinnering, zo kwam er in 1903 een hele reeks pasteltekeningen op de markt met als thema Algiers, waar hij voor het laatst in 1884 was geweest [1]. De schetsmatige tekeningen tonen grote gelijkenis met de composities die hij destijds vervaardigde.1 Ook andere pasteltekeningen met ‘Nederlandse’ motieven ontstonden waarschijnlijk in het Parijse atelier van Ten Cate. Zo tekende hij met pastelkrijt op losse wijze en met weinig detaillering de duinen, kerk of vuurtoren van bijvoorbeeld Katwijk; tekeningen die uit de herinnering zijn gemaakt dan ter plekke gemaakt [2]. Zij maken duidelijk dat Ten Cate niet meer op reis hoefde te gaan om kunst te maken: hij kon reizen in zijn gedachten en werken uit zijn herinnering.

1
Siebe Johannes ten Cate
La Tour de l'Amirauté à Alger, 1903 gedateerd


2
Siebe Johannes ten Cate
Katwijk aan Zee, 1904 gedateerd
Private collection


Notes

1 Baron Arthur Nedjma Chassérian (1850-1934) – een in Algiers geboren, maar in Parijs woonachtige beurshandelaar die divers werken aan het Louvre doneerde – kocht een van die in 1903 gemaakte pastellen – ‘Le boulevard Amiral-Pierre á Alger’ – en schonk die in 1919 aan Musée National des Beaux-Arts d'Alger. Zie: Alazard 1939, p. 42, nr. 323.