Ten Cate

RKD STUDIES

4.14 Een commerciële studiereis naar Zwitserland


Een andere studiereis van Ten Cate die commercieel was ingegeven, ging in de nazomer van 1898 richting Zwitserland, een verblijf dat hem veel publiciteit opleverde. Volgens Carel Snabilié, die in oktober dat jaar een artikel in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift over de kunstenaar schreef, was de reis op aanraden van Ten Cates ‘Zwitserse vriend A.’.1 Die vriend is vrijwel zeker de Zwitserse journalist, collectioneur en kunsthandelaar Otto Ackermann (1871-1963).2 Hij had zich op zijn achttiende – in 1889 – in Parijs gevestigd en werkte er als correspondent van de Zürcher Post. Hij verzamelde ook en verhandelde vooral Franse eigentijdse kunst. Zijn collectie bevatte naast hedendaagse kunst ook werken van kunstenaars als Théodore Géricault (1791-1824), Eugène Delacroix (1798-1863) en Honoré Daumier (1808-1879).3 Hij bewoog zich in progressieve kringen van pacifisten, kunstenaars, kunsthandelaren en -liefhebbers, waaronder de radicale Oostenrijkse pacifistische schrijfster Bertha von Suttner (1843-1914) en de Londense feministe Fanny Hertz (1830-1908), de Franse literatuurcriticus Leon Bazalgette (1873-1928) en de in Parijs wonende Duitse kunstenares Maria Slavona (1865-1931).
Ackermann, die regelmatig richting zijn geboorteland toog, vroeg Ten Cate al een aantal keer eerder om eens met hem een reis door Zwitserland te maken. ‘In ’t begin schrok die invitatie mij een beetje af, daar ik het land slecht kende uit allerafgrijslijkste chromoachtige reproducties doch in de werkelijkheid is het heel anders en zijn er zeer fijne impressies te maken’, vertrouwde Ten Cate in een brief Phillip Zilcken toe.4 En aan Snabilié vertelde hij ‘Ik vertrok met het vage plan er een maand te werken, ik heb drie maanden tusschen mijn vertrek en mijn terugkomst laten voorbijgaan. […] Zwitserland heb ik geheel anders gevonden, anders gezien, dan het beeld was dat ik er mij te voren van had gemaakt. Welke prachtige onderwerpen heb ik er aangetroffen.’ [1].5 Ackermann en mogelijk ook zijn vriendin, de eerdergenoemde kunstenares Maria Slavona, vergezelden hem op zijn tocht.6 Ten Cate werkte onder andere in Luzern, Aarburg, Zürich en net over de Duitse grens in het aan de Bodensee gelegen Lindau. Het prettige verblijf en de daardoor steeds uitgestelde terugreis leidde overigens tot stress bij zijn Parijse vriend Snabilié. Hij had begin oktober aan Phillip Zilcken, die beeldredacteur van Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift was, toegezegd om die maand het genoemde artikel te schrijven en deze had alles in gang gezet ‘Echter Siebe is nog niet uit Zwitserland terug. Ik schrijf hem tegelijk met deze en hoop dat hij dus spoedig hier zal zijn,’ schreef Snabilié hem op 8 oktober.7
De reis van Ten Cate eindigde niet lang na 14 oktober 1898 waarschijnlijk in Zürich, want enkele dagen later was hij weer terug in Parijs. Mede vanwege de tijdsdruk werd besloten om veel van de recente Zwitserse werken te fotograferen en als illustraties in het artikel op te nemen. Daaruit blijkt dat Ten Cate zich heeft laten inspireren door een ruime diversiteit aan onderwerpen. Zoals ook te zien is op de andere Zwitserse werken van zijn hand. Vaak beeldde hij een bepaalde en duidelijke weersgesteldheid af, van een rustig zonnetje op een bergweide of geboomte in ochtendnevel tot aan storm en regen op een bergmeer [2-3]. Ackermann was maar wat graag bereid om de zojuist verworven werken als illustratie te laten reproduceren in het artikel. In een brief vanuit Hotel Europäisches Hof in Bazel schrijft hij op donderdag 4 november 1898 aan Ten Cate dat hij verschillende pastels wel wil afstaan ter reproductie. Omdat hij niet in Parijs was, zou Maria Slavona ze wel ter beschikking kunnen stellen.8 Daarnaast verbeterde hij de topografische duidingen die Ten Cate klaarblijkelijk had gegeven. Zo schrijft hij over één van de werken: ’De berg in kwestie is noch de Stanserhorn noch de Pilatus, het is de Bürgenstock’ en over een ander werk schrijft Ackermann dat het niet de Todtentanzbrücke is, maar de Kapelbrücke. In en rond Luzern tekende Ten Cate inderdaad de buitenzijde van de beroemde Middeleeuwse houten Kapelbrücke waartegen het water door de wind wordt opgestuwd [4]. Ook schilderde hij onder andere de Vierwaldstättersee en de promenade voor hotel SchweizerHoff. Opmerkelijk is ook een enkel nachtgezicht op de stad, waar in een heldere blauwe nacht het door de maanverlichte Luzern opdoemt aan het water [5]. Hij maakte in Luzern echter vooral gezichten op de eerdergenoemde berg Bürgenstöck, die aan de overkant van het meer ligt [6]. In Aarburg is het vooral de indrukwekkende vesting die de kunstenaar interesseert. Van een afstand maakte hij diverse gezichten op de witte muren van de vesting en dichterbij tekende hij ook de imposante toegangspoort en de weg ernaartoe. In Lindau is hij eveneens gefascineerd door de middeleeuwse bouwwerken en in Zürich beeldde hij onder meer de oude huizen in de stad en de Zürichsee af.

1
Siebe Johannes ten Cate
Aarburg, 1898 gedateerd
Haarlem, kunsthandel Bob Scholte Fine Art


2
Siebe Johannes ten Cate
Luzern, Vierwaldstättersee (met zicht op de Bürgenstock), 1898 gedateerd
Haarlem, kunsthandel Bob Scholte Fine Art


3
Siebe Johannes ten Cate
Luzern, Vierwaldstättersee, 1898 gedateeerd
Haarlem, kunsthandel Bob Scholte Fine Art


4
Siebe Johannes ten Cate
Kapellbrücke te Luzern, 1898 gedateerd
Zwitserland, particuliere collectie Otto Ackermann


5
Siebe Johannes ten Cate
Luzern, 1898 gedateerd
Private collection

6
Siebe Johannes ten Cate
Vierwoudstrekenmeer met stoomboot, 1898 gedateerd
Haarlem, kunsthandel Bob Scholte Fine Art



Notes

1 Bulée 1898b, pp. 481-493.

2 Niet te verwarren met de gelijknamige Duitse kunstenaar Otto Ackermann (1872-1953). De verzamelaar en kunsthandelaar Otto Ackermann werd op 20 september 1871 in het bij Bazel gelegen dorpje Grellingen geboren en woonde sinds 1889 in Parijs. Ackermann was naast journalist en kunsthandelaar boven alles een idealist. Hij vormde met Léon Bazalgette, Serge Murat, Laurence Jerrold de directie van ‘la Société Internationale Artistique’ en richtte met hen in 1894 het tijdschrift ‘Le Magazine International. Organe trimestriel de la Société internationale artistique’ op, waarin behalve culturele artikelen ook pacifistische artikelen stonden. Ackermann was in de jaren negentig lid van de Internationale Friendensliga (Section St. Gallen). Hij bezat zes van de dertien kunstwerken die bij het in 1898 gepubliceerde artikel in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift over Siebe ten Cate werden afgebeeld. Alle tijdens de Zwitserse studiereis vervaardigde tekeningen en aquarellen.

3 Grautoff 1932, p. 703.

4 Brief van S.J. ten Cate aan Ph. Zilcken, 17 oktober 1898, archief Ph. Zilcken, collectie RKD, Den Haag, doos 10.

5 Bulée 1898b, p. 482

6 Maria Slavona maakte in 1898 en 1899 studietochten door Zwitserland. In 1900 huwde zij met Otto Ackermann.

7 Bijna een week later berichtte hij vanuit Montmartre aan Zilcken enigszins nerveus dat Ten Cate nog steeds niet terug was uit Zwitserland en dat hij naar Zürich geschreven had, maar geen antwoord kreeg. C. Snabilié aan Ph. Zilcken, briefkaart 8 oktober 1898 Archief Philippe Zilcken, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0203, doos 10; C. Snabilié aan Ph. Zilcken, briefkaart 14 oktober 1898, Archief Philippe Zilcken, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0203, doos 10.

8 Brief van O. Ackermann aan S.J. ten Cate, Bazel 4 november 1898, Archief Siebe Johannes ten Cate, collectie RKD, Den Haag, archiefnr. NL-HaRKD-0976: ‘La montagne en question est ni le Stanserhorn ni le Pilate, c’est le Bürgenstock’.